Level A1 - Reading - Text 13
First, read the text.
Look up words you don’t know in the list of words on the right.
Then do the exercises.
De voedselbank helpt
In Nederland wonen steeds meer arme mensen. Deze mensen verdienen niet veel geld met hun werk. Of ze kunnen geen werk vinden. Veel mensen hebben schulden.
Betalen
Arme mensen hebben net genoeg geld om de huur te betalen. Ook kunnen ze soms nieuwe kleren kopen. Maar geld om eten te kopen, dat hebben ze niet altijd.
Uitkering
In Nederland krijgen arme mensen vaak een uitkering. Dat betekent dat ze elke maand geld krijgen. Als iemand geen werk heeft, krijgt hij of zij een uitkering.
Maar een uitkering is niet altijd genoeg. Het is soms niet genoeg voor een gezin. En ook mensen die schulden moeten terugbetalen, hebben vaak te weinig geld.
Voedselbank
Daarom krijgen arme mensen ook hulp van de voedselbank. De eerste voedselbank in Nederland was in Rotterdam, in 2002. Twee mensen, Sjaak en Clara Sies, vonden dat iedereen in Nederland te eten moet hebben. Daarom begonnen ze de voedselbank. Het eten kregen ze van supermarkten en winkels.
Nu zijn er voedselbanken in bijna alle Nederlandse gemeenten. Bij de voedselbank kunnen arme mensen gratis eten halen. Het eten zit in dozen. Daar zit bijvoorbeeld brood, kaas, fruit en koek in.
voedselpakketten
Meer informatie
Wilt u meer weten over de voedselbanken? Of wilt u weten of er ook een voedselbank is bij u in de buurt? Kijk dan eens op de website van de voedselbank:
https://voedselbankennederland.nl/
Woord | Betekenis |
---|---|
arm. English: poor | je hebt niet veel geld |
verdienen. English: to earn | geld krijgen voor je werk |
de schuld. English: the debt | Je moet nog geld terug betalen, bijvoorbeeld aan de bank. |
genoeg. English: enough | niet te weinig |
net genoeg. English: just enough | bijna te weinig |
de uitkering. English: the benefit | geld dat je krijgt van de regering, bijvoorbeeld als je geen werk hebt |
het gezin. English: the family | vader, moeder en kinderen |
de gemeente. English: the municipality | een stad, of een paar dorpen samen |
de doos. English: the box | |
hoeveel keer? English: how many times? | |
altijd English: always | elke keer |
meestal. English: mostly | de meeste keren |
vaak. English: often | veel keren |
soms. English: sometimes | niet veel, een paar keren |
nooit. English: never | helemaal niet, niet één keer |
NU | NOW | GISTEREN | YESTERDAY |
is | is | was | was |
vinden | to find | vonden | found |
beginnen | to begin | begonnen | began |
krijgen | to get | kregen | got |