De eerste trein rijdt in Nederland (1839) druk de tekst af
In 1839 was Willem I koning van Nederland. Het was zijn laatste jaar als koning. Koning Willem I wilde de industrie en de handel in Nederland laten groeien. Hij liet nieuwe fabrieken bouwen. Hij liet hij nieuwe kanalen raven. En hij besliste dat er spoorlijnen moesten komen. Dat was goed voor de werkgelegenheid en goed voor de welvaart in het land.
In het jaar 1839 was het feest in Nederland. De eerste spoorlijn werd geopend. De eerste trein in Nederland ging rijden. Deze trein reed tussen Amsterdam en Haarlem. De afstand tussen deze steden is ongeveer 25 kilometer. De reis van Amsterdam naar Haarlem duurde nu 25 minuten. Met de trekschuit zou je er 4 uur over doen.
Sommige mensen waren bang voor de trein. Het ding maakte veel lawaai en reed gevaarlijk snel. Maar de meeste mensen waren blij met de komst van de trein. De trein werd een groot succes. Mensen konden voor het eerst snel en goedkoop door Nederland reizen. Er werden snel meer spoorlijnen aangelegd. Tussen Amsterdam en Rotterdam en tussen Amsterdam en Utrecht. Ook andere steden werden met elkaar verbonden.
De trekschuit
En de trekschuit was niet meer nodig en verdween uit Nederland. Door de trein veranderde Nederland. De provincies werden door de trein met elkaar verbonden. Mensen reisden van noord naar zuid en andersom. Of van west naar oost.
Door de trein kregen mensen uit de provincies meer contact met elkaar. En Nederland werd steeds meer een land met één volk, één taal en één geschiedenis. De trein was ook belangrijk voor het ontstaan van nieuwe fabrieken. Meer plekken in het oosten, het noorden en het zuiden van Nederland werden bereikbaar. Op deze plekken konden fabrieken worden gebouwd.
Zo ontstond in het oosten van het land de textielindustrie. De treinen en de fabrieken gebruikten veel kolen. Kolen werden gebruikt om de treinen te laten rijden. Kolen werden gebruikt in de stoommachines van de fabrieken. Deze kolen kwamen uit de mijnen in de provincie Limburg. Veel mensen verhuisden naar Limburg. Ze gingen daar werken in de mijnen om de kolen op te graven.