Niveau A2 - Schrijven - Huis

Lees eerst de opdracht. Lees ook het voorbeeld en de woordenlijst. Maak dan de oefeningen. Druk daarna de schrijfopdracht af en maak hem.

Formulieren invullen

opdracht
Je schrijft een korte tekst over een huis waar je vroeger woonde. Geef antwoord op de vragen:

– Waar woonde je?

– Wanneer woonde je daar?

– Hoe zag het huis eruit?

– Hoeveel kamers had het huis?

– Met wie woonde je daar?

– Wat was er leuk aan dat huis? Waarom?

 

Oefening 1

Oefening 2

Oefening 3

Oefening 4

Schrijfopdracht