Niveau A1 - Luisteren - Mijn huis
Lees eerst de woorden. Luister dan naar de tekst en maak de oefeningen.
Woorden
Oefening 1
Oef. 2
Oef. 3
Woorden
1. woonden: verleden tijd (imperfectum) van wonen
2. de eengezinswoning: een huis voor een gezin (vader, moeder en kinderen)
3. de zolder: een extra kamer helemaal boven in het huis (kijk ook naar de foto)
4. het gerecht: het eten dat je kookt
5. apart: niet bij elkaar
6. de boom:
7. de bloem:
Oefening 1
Oef. 2
Oef. 3
Luisteren en woorden: maak de oefeningen.
Oefening 4
Oef. 5
Oefening 4
Oef. 5
Verstaan en nazeggen: maak de oefeningen.
Oefening 6
Oef. 7
Oefening 6
Oef. 7