Het verbod op kinderarbeid (tot 1874) druk te tekst af
Kinderarbeid werd zeer lang normaal gevonden. Het hoorde bij het leven. Kinderen werkten op het land, in winkels en in werkplaatsen. Het was nodig want het leverde geld op. En het was ook nog nuttig. Kinderen leerden op vroege leeftijd al werken of leerden een vak.
In 1826 werd de eerste stoommachine geplaatst in Nederland. Met een stoommachine konden producten in fabrieken sneller worden gemaakt. Al snel nam het aantal stoommachines toe. Door de stoommachine kwamen er steeds meer fabrieken. De fabrieken werden steeds groter. Deze verandering wordt nu de Industriële Revolutie genoemd.
In de fabrieken werkten veel arbeiders. Het salaris dat de arbeiders verdienden was laag. Het was veel te laag om een gezin van te onderhouden. De gezinnen waren groot. Ouders hadden soms wel 8 of meer kinderen. Daardoor moesten ook kinderen werken. Het geld dat zij verdienden was nodig voor het gezin. De meeste kinderen gingen niet naar school. Naar school gaan werd nog door iedereen belangrijk gevonden. En er was toch geen geld om naar school te gaan. Vaak werkten kinderen van 5 jaar al in een fabriek. Ze werkten soms wel 12 uur per dag. Ze werkten ook op zaterdag en ‘s nachts. Het werk was zwaar en saai. En het werken in de fabrieken was ongezond en gevaarlijk.
Vanaf 1860 waren er steeds meer mensen die kritiek op kinderarbeid hadden. Kinderarbeid was ongezond en gevaarlijk. En kinderen zouden beter naar school kunnen gaan om te leren. In 1874 kwam er een wet die kinderarbeid verbood. Kinderen tot 12 jaar mochten niet meer werken in de fabrieken. Werken op het land mocht nog wel.
Naar school gaan werd ook steeds belangrijker gevonden. Door te leren lezen en schrijven, kon je meer bereiken in het leven. Als je leerde lezen en schrijven, kon je later misschien beter werk vinden. Misschien hoefde je dan niet in de fabrieken te werken.