Grammatica A1 - Meervoud

Je gebruikt meestal -en achter het woord om het meervoud te maken:
Een fiets           twee fietsen
Een boek          twee boeken

Soms gebruik je een -s. Dat doe je als het laatste deel van het woord -en, -el, -er, -em of -e is:
een jongen       twee jongens
een appel         twee appels
een fietser        twee fietsers
een bezem       twee bezems
een kopje         twee kopjes

 Ook bij sommige woorden die uit een andere taal komen, gebruiken we als meervoud -s:
Een film            twee films

Sommige woorden hebben een ander meervoud. Dat moet je uit je hoofd leren. Bijvoorbeeld:
  Een kind           twee kinderen
Een stad           twee steden
Een ei              twee eieren