Grammatica A2 - Werkwoorden van positie (Staan, liggen, zitten, etc)

Voor de positie van dingen gebruiken we verschillende werkwoorden.


Als iets plat (horizontaal) is, gebruiken we leggen (voor de actie) en liggen (voor het resultaat):
Ik leg het boek op tafel              Het boek ligt op tafel.

Als iets rechtop (verticaal) is, gebruiken we zetten (voor de actie) en staan (voor het resultaat):
Ik zet het boek in de kast.         Het boek staat in de kast.
Let op: de positie van een bord lijkt misschien horizontaal, maar toch gebruik je zetten en staan: Ik zet het bord op tafel, het bord staat op tafel.

Voor dingen in een kleine ruimte gebruiken we stoppen en zitten:
Ik stop mijn sleutels in mijn zak.        Mijn sleutels zitten in mijn zak.

Als de positie niet duidelijk is, gebruiken we doen:
Ik doe water in de pan.