Niveau A2 - Lezen - Tekst 12
Lees eerst de tekst.
Zoek woorden die je niet kent op in de woordenlijst rechts.
Maak dan de oefeningen.
Vliegen naar de warmte
In de herfst(1) trekken veel vogels weg(3). Ze vliegen naar warme gebieden(2) in het zuiden. Zoals Afrika. Of landen rond de Middellandse Zee. Maar waarom doe ze dat?
de reis van vogels
Voedsel
In de winter is het voor vogels moeilijk om voedsel(4) te vinden. Insecten(5) kruipen weg in de grond, en zaden(6) en grassen liggen onder een dik pak sneeuw(7). En sommige vogels kunnen gewoon niet tegen de kou(8). Daarom trekken ze weg.
de vogeltrek
Weer
Hoe weten de vogels dat het tijd is om te vertrekken? Ze voelen dat het kouder wordt. En het is korter licht(9). Zo weten ze dat het tijd is om naar het zuiden te vliegen. Maar hoe vinden vogels de weg(10)? Ze vinden de weg door de stand van de zon(12). Ook de richting van de wind helpt de vogels hun weg te vinden. En sommige vogels volgen(13) gewoon andere vogels, bijvoorbeeld als ze voor het eerst een trektocht maken.
de windrichtingen
Vermageren
Onderweg kunnen de vogels niet eten. Daardoor(14) vermageren(15) ze. En ze komen uitgeput(16) aan. Ze kunnen ook niet meteen veel eten, want hun maag is een klein beetje kleiner geworden. Na een tijdje kunnen vogels pas weer normaal eten.
Terugreis
De vogels vliegen niet allemaal op hetzelfde moment terug. Sommige vogels vliegen in maart terug. Andere vogels pas in april of mei.
Later
Normaal vliegen veel vogels in oktober of november weg. Maar in warme jaren vliegen sommige vogels pas in december weg. Dat komt omdat er dan nog genoeg voedsel te vinden is voor de vogels.
Woord | Betekenis |
---|---|
1. de herfst | de periode van 21 sept. t/m 20 dec. (het seizoen dat na de zomer komt) |
2. gebieden | landen / plaatsen |
3. wegtrekken | weggaan, vertrekken |
4. voedsel | eten |
5. insecten | kleine dieren, bijvoorbeeld muggen, vliegen, kevers en mieren |
6. zaden | eten uit bloemen en bomen |
7. dik pak sneeuw | veel sneeuw |
8. tegen de kou kunnen | (goed) kunnen leven als het koud is |
9. het is korter licht | in de winter zie je de zon minder lang |
10. de weg vinden | weten waar je moet vliegen |
11. de stand van de zon | de plaats waar de zon staat |
12. de richting van de wind | Waar komt de wind vandaan ?vindt |
13. volgen | mee vliegen |
14. daardoor | daarom / dus |
15. vermageren | dun worden omdat ze weinig eten |
16. uitgeput | heel erg moe |