Niveau A2 - Schrijven - Brief 1
Lees eerst de opdracht, en de woordenlijst. Lees ook het voorbeeld.
Maak dan de oefeningen. Druk daarna de schrijfopdracht af en maak hem.
Boodschappen doen
opdracht
Je bent alleen thuis.
Je moet nog boodschappen halen.
Dan gaat de telefoon.
Je broer belt je.
Hij vraagt of je snel even kunt komen.
Over een half uur is je man/vrouw thuis.
Je schrijft een briefje voor haar.- schrijf waarom je weg bent
– schrijf hoe laat je weer thuis bent
– vraag aan je man/vrouw om boodschappen te doen
– vertel wat hij/zij moet kopen
Woord | Betekenis |
---|---|
1. de geadresseerde | de persoon die de brief krijgt |
2. de afzender | de persoon die de brief schrijft |
2. de aanhef | Wat er boven de brief staat (bijvoorbeeld: ‘Lieve Marja,’ |
4. de afsluiting | Wat er onder de brief staat (bijvoorbeeld: ‘Groeten van Jan’. |
5. de reden | waarom je iets doet of wilt. |
Lieve Karin, Ik ben even weg. Mijn broer Piet belde. Pieter |
Oefening 1
Oefening 2
Oefening 3
Lees de brief. Geef daarna antwoord op de vragen in oefening 4.
Lieve Karin,
Ik ben even weg. Mijn broer Piet belde.
Hij heeft een probleem met zijn computer.
Hij vroeg of ik even wilde komen helpen.
Ik kom vanmiddag ongeveer om vijf uur weer thuis.
Wil jij de boodschappen halen? We hebben brood nodig.
Je moet ook een liter melk kopen.
Tot straks,
Pieter